Op dit moment is het relatief eenvoudig om bedrijfsactiviteiten uit faillissement over te nemen, omdat de werknemers in principe achterblijven bij de gefailleerde onderneming. Deze situatie dreigt echter te veranderen in het geval het voorstel voor een nieuwe wet (Wet Overgang van onderneming in faillissement: Wovo) in werking treedt.
Deze wet strekt tot bescherming van werknemers, maar heeft mogelijk als neveneffect dat er minder doorstarts zullen plaatsvinden of dat de opbrengsten van verkoop lager zullen zijn. Dat treft niet alleen de werknemers, maar ook de crediteuren.
Daarom wordt door de wetgever getracht enkele nuances aan te brengen in het wetsvoorstel, in die zin dat de overnemende partij niet alle werknemers hoeft over te nemen. Daarvoor dient men bij de curator een plan in te dienen met daarin het aantal medewerkers waarmee men het bedrijf wil voortzetten.
Over de selectie van die werknemers heeft de overnemende partij echter niets te zeggen. Dat moet gebeuren op basis van het afspiegelingsbeginsel dat ook bij reguliere reorganisaties wordt toegepast.
Het gevolg daarvan is dat ook langdurige arbeidsongeschikte werknemers verplicht moeten worden overgenomen en dat zullen kopers niet willen. Werknemers die niet zijn geselecteerd, zullen proberen de selectie aan te vechten bij de overnemende partij door te stellen dat aan hen een arbeidsovereenkomst moet worden aangeboden. Voor hen is het alles of niets, omdat de groep niet-geselecteerden niets te verliezen heeft.
Al met al kan het wetsvoorstel tot de nodige koudwatervrees bij geïnteresseerde kopers gaan zorgen en de werknemersrisico’s zullen vervolgens worden verdisconteerd in de geboden prijs.
Bovendien zal het wetsvoorstel kostenverhogend werken, omdat curatoren extra arbeidsrechtelijke expertise moeten aanwenden en meer plannen moeten toetsen, terwijl men die tijd in de regel niet heeft in situaties als deze.
Een ander probleem is dat er vanuit het oogpunt van concurrentie bezwaar bestaat tegen het wetsvoorstel. Het management en de aandeelhouders van de gefailleerde onderneming hebben immers een grondige kennis van het personeelsbestand vaak ook een voorsprong in tijd om te komen tot een verantwoord bod. Een externe bieder heeft die tijd en kennis niet.
Hoe sympathiek het wetsvoorstel dan ook lijkt voor de positie van werknemers; het is het dus niet.