Actualiteiten

Raad van State geeft duidelijkheid over gedoogbesluiten

Op 24 april jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over gedoogbeslissingen. In die uitspraak heeft de Afdeling een nieuwe lijn hoe om te gaan met gedoogbeslissingen bepaald.

In het verleden gold een ingewikkelde lijn. Bij het antwoord op de vraag of gedoogbeslissingen een besluit in de zin van de Awb zijn, werd in de jurisprudentie onderscheid gemaakt tussen derden en overtreder wiens overtreding werd gedoogd. Binnen die categorieën waren er weer uitzonderingen op de hoofdlijn mogelijk. Dat zorgde voor een onduidelijke en complexe rechtspraak.

In de regel was het zo dat de derde die tegen een gedoogbeslissing wenste op te komen toegang had tot de rechter. Een gedoogbeslissing werd voor die derde gelijkgesteld met een besluit. De overtreder die het niet eens was met de voorwaarden die aan de gedoogbeslissing waren verbonden kon daartegen niet opkomen en diende eerst een handhavingsbesluit af te wachten.

Voorafgaand aan de nieuwe lijn van de Raad van State is er een advies uitgebracht door AG Widdershoven, die voor meer duidelijkheid gepleit heeft. De AG heeft voorgesteld om voor een ambtshalve of op verzoek verleende gedoogverklaring voor derden gelijk te stellen met een besluit omdat die gedoogverklaring een weigering om een bestuurlijke sanctie toe te passen impliceert. Voor de overtreder stelt de AG voor om een gedoogbeslissing, intrekking of weigering gelijk te stellen met een besluit vanwege de rechtsbescherming, als alternatieve rechtsweg onevenredig bezwarend is (dit was overigens ook al één van de uitzonderingen op de hoofdlijn, welke de Afdeling tot 24 april jl. hanteerde).

De Afdeling maakt het veel simpeler en volgt het advies van de AG niet.

In de uitspraak wordt een gedoogbeslissing in beginsel niet gelijk gesteld met een besluit. Dit betekent dat een derde, die het niet eens is met de gedoogbeslissing een verzoek kan doen tot handhaving en tegen de weigering daarvan in rechte kan opkomen. Ook de overtreder dient het handhavingsbesluit af te wachten alvorens naar de Bestuursrechter te kunnen stappen. Het lijkt erop dat de Afdeling de uitzondering handhaaft dat er wel naar de Bestuursrechter gestapt kan worden ingeval van een gedoogbesluit indien en voor zover het uitlokken van een handhavingsbesluit, dan wel het afwachten daarvan, onevenredig bezwarend is. Daarbij wordt wel aangetekend dat daarvan niet snel sprake zal zijn.

De lijn is derhalve dat tegen een gedoogbeslissing in beginsel niet in rechte opgekomen kan worden. De gedoogbeslissing dient zich op te lossen in de (weigering van) een handhavingsbesluit.

Dit bericht is geplaatst op 12 juni 2019.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met: