Actualiteiten

Leemte in Wet Milieubeheer

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelde op 7 april 2020 een bedrijf tot een voorwaardelijke geldboete van € 2.000,- wegens overtreding van de Wet Milieubeheer voor iets dat niet goed is geregeld in de wet. Er was dan ook sprake van een zogenaamde leemte in de wet.

Het bedrijf -de ontdoener- vervoerde een bedrijfsafvalstof naar een ontvanger die de stof zou afnemen. Dergelijk vervoer moet volgens de Wet Milieubeheer worden vergezeld door een zogenaamde begeleidingsbrief. Dit was ook allemaal in orde. De ontvanger keurde de bedrijfsafvalstof echter af. Het bedrijf moest de lading weer mee terugnemen.

De Wet Milieubeheer regelt niet hoe een ontdoener van een bedrijfsafvalstof vervolgens moet handelen. Een nieuwe begeleidingsbrief aanmaken volstaat immers niet. Die kan namelijk niet correct worden ingevuld. Het bedrijf was bleef de ontdoener en kon niet tegelijkertijd ook de ontvanger zijn. En de oorspronkelijke ontvanger kon niet worden aangemerkt als ontdoener. De bedrijfsafvalstof was immers niet van hem. Daarom werd op de oorspronkelijke begeleidingsbrief ‘partij afgekeurd door [ontvanger]’ vermeld.

Tijdens een controle werd de begeleidingsbrief echter niet goedgekeurd. Een bedrijfsafvalstof vervoeren terwijl de begeleidingsbrief niet aan de vereisten voldoet, levert een strafbaar feit op. Dit alles resulteerde in de onderhavige strafzaak.

Het bedrijf vond echter dat zij de wet niet had overtreden; zij had zo goed als mogelijk op de oorspronkelijke begeleidingsbrief aangegeven wat er aan de hand was en handelde volgens de doelstelling van de wet. Die luidt dat bedrijfsafvalstoffen traceerbaar moeten zijn en dat was nu nog steeds het geval. Het was volstrekt duidelijk dat de bedrijfsafvalstof werd vervoerd naar de locatie van het bedrijf.

Het hof zag dit echter anders en oordeelde dat er bij een leemte in de wet gehandeld moet worden ‘op een manier die zoveel als mogelijk in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever, namelijk het voorkomen van een inbreuk op het stelsel van traceerbaarheid van afvalstoffen’. Pas wanneer het handelen van verdachte, hoewel feitelijk in strijd met de strafbepaling, wel met de strekking en bedoeling daarvan in overeenstemming is, kan sprake zijn van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.

Het bedrijf had volgens het gerechtshof ‘retour ontdoener’ moeten vermelden op de begeleidingsbrief. Pas dan konden de heen- en terugrit aan de hand van de begeleidingsbrief worden verantwoord. Als alleen ‘afgekeurd door ontvanger’ wordt vermeld, dan kan er worden getwijfeld over de locatie waar de bedrijfsafvalstof naartoe zou worden gebracht. Het beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid werd verworpen en het bedrijf werd veroordeeld.

Dit bericht is geplaatst op 21 april 2020.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met: