In het arrest van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 28 april 2020 heeft het Gerechtshof bepaald dat een beding in de algemene voorwaarden van een huurovereenkomst met betrekking tot een woning, dat huurder onafgebroken aldaar zijn hoofdverblijf heeft en dit zo nodig moet bewijzen, als niet onredelijke bezwarend is.
Er was lagere rechtspraak bekend, waarin geoordeeld werd dat een dergelijk beding als onredelijk bezwarend vernietigd werd. Een beding dat in de algemene voorwaarden de bewijslast omkeert kan aangemerkt worden als een onredelijk bezwarend beding en uit dien hoofde door de rechter buiten werking gesteld worden.
Het Gerechtshof stelt in voornoemd arrest dat een dergelijk beding wel door de beugel kan. Als belangrijkste argument noemt het gerechtshof dat het de huurder is die weet wat zich in de woning afspeelt en dat het daarom ook redelijk is dat de huurder dient te bewijzen dat hij daar zijn hoofdverblijf heeft (Praktijkgids 2020/224).