Op 17 oktober 2019 is een ondernemer tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld voor belastingfraude en valsheid in geschrifte. Het Gerechtshof Amsterdam legde een gevangenisstraf op van 21 maanden waarvan zeven maanden voorwaardelijk. De ondernemer mag daarnaast gedurende drie jaar geen ondernemer zijn. Hij is (anders gezegd) ontzet van zijn recht tot uitoefening van het beroep van statutair bestuurder of feitelijk bestuurder van een rechtspersoon.
Hij pleegde volgens het Gerechtshof met zijn twee B.V.’s en twee eenmanszaken belastingfraude door in verschillende aangiften fictieve bedragen aan omzet en voorbelasting op te geven. Daardoor werd er ten onrechte te veel voorbelasting uitbetaald. Om een en ander te onderbouwen diende hij tevens twee facturen in bij de Belastingdienst die volgens het Gerechtshof vals waren.
Deze strafbare feiten leverden voor de overheid een nadeel op van bijna € 128.000.
Een strafrechter mag voor het bepalen van de straf landelijke richtlijnen gebruiken. Dit zijn de zogenaamde ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken’.
Op grond van die richtlijnen is de ondernemer eerst door de Rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en een beroepsverbod voor drie jaar. De ondernemer en het Openbaar Ministerie waren het kennelijk niet eens met deze straf en gingen allebei in hoger beroep bij het Gerechtshof.
Het Gerechtshof ging ook uit van een benadelingsbedrag van bijna € 128.000 maar legde desondanks een fors hogere gevangenisstraf op. Het Gerechtshof keek volgens de uitspraak niet alleen naar de richtlijnen maar ook naar de andere strafbare feiten die de ondernemer zou hebben gepleegd, waaruit het Gerechtshof concludeerde dat er sprake was van een fraudeconstructie.
In het verleden werd fraude regelmatig bestraft met een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Met de invoering van de genoemde richtlijnen is daar verandering in gekomen en wordt er vaker een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Deze uitspraak laat zien dat deze richtlijnen ook fors overschreden worden als er volgens de strafrechter sprake is van een fraudeconstructie. Fraude wordt dus steeds harder aangepakt.