Het Gerechtshof Den Haag oordeelde op 6 juli 2020 dat het eenmalig, incidenteel inzamelen van een bedrijfsafvalstof door iemand die zich daar doorgaans niet mee bezig houdt, niet strafbaar is.
De verdachte in kwestie werd onder meer vervolgd ter zake van overtreding van artikel 10.45 lid 1 Wet milieubeheer (Wm). Dat artikel verbiedt het opzettelijk inzamelen van bedrijfsafvalstoffen terwijl die inzamelaar niet staat vermeld op de lijst van inzamelaars.
Deze verdachte had een bedrijf dat zich bezighield met het vervaardigen van houten decoraties, het aanleggen van kades en terreinvergroting. Voor een bepaalde klus nabij de Hollandsche IJssel had de verdachte puin ingezameld welk puin hij stortte in de Hollandsche IJssel om zodoende een schuin aflopende kade aan te leggen voor de klant.
Volgens het Gerechtshof is de verdachte niet strafbaar omdat de wetgever bij de verbodsbepaling van artikel 10.45 Wm heeft bepaald dat bij het beroepsmatig inzamelen van afvalstoffen gedacht moet worden aan inzamelaars, waarvoor het inzamelen van afvalstoffen een essentieel onderdeel is van hun bedrijfsvoering. Hieruit leidt het Hof af dat het eenmalig inzamelen van het bedoelde puin niet is aan te merken als een activiteit die -gelet op de hoofdactiviteiten van het bedrijf van de verdachte- als essentieel onderdeel van de bedrijfsvoering moet worden gezien.
De verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging, hetgeen betekent dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een feit dat strafbaar is. Hij kan er dus niet voor worden bestraft. Hij werd overigens wel bestraft omdat hij het puin in de Hollandsche IJssel had gestort. Daarmee overtrad hij de Waterwet.